Dikerogammarus villosus (Sovinski, 1894) reuzenvlokreeft
Kenmerken | Gnatopoden en antennen behaard, op de eerste twee urosoomsegmenten elk een bult. |
---|---|
Kleur | Zeer verschillend van wit, geel, grijs tot bruin met verschillende tekening. |
Voorkomen | Stilstaande en langzaam stromende wateren. |
Voedsel | Invertebraten zoals insektenlarven en andere vlokreeften, mogelijk ook visbroed. |
Voortplanting | Geslachtelijk. |
Grootte | Lengte tot 21mm. |
Dikerogammarus villosus is in 1994 voor het eerst in Nederland waargenomen en komt oorspronkelijk uit het Ponto-Kaspische gebied.
Dikerogammarus haemobaphes lijkt veel op D villosus. Deze soort is in 2006 met zekerheid vastgesteld in Nederland maar is (nog) niet algemeen. D. haemobaphes blijft kleiner maar beide soorten zijn niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden.
D. villosus is het hele jaar te vinden onder en tussen alle soorten substraat. Onder en tussen stenen kan deze soort zeer grote dichtheden bereiken.
Het vrouwtje kan tot 188 eieren in het marsupium (broedbuidel) uitbroeden. Het marsupium is bij deze vlokreeften een buikplooi. Na het uitkomen van de eieren verblijven de jongen nog enige tijd in deze buikplooi en verlaten als kleine vlokreeften het moederdier.
Door de grote hoeveelheid jongen en predator van inheemse vlokreeften is D. villosus in staat om de inheemse vlokreeftbestanden te decimeren en zelfs helemaal uit te roeien.